Je zindert op mijn gespin
Zo zacht als je pels binnenin.
Vlak achter de deur waar je leeft
Zomaar.
Het keukenraam is je poort
Naar de vogels die je hoort.
Vangen doe jij nooit
-dat is jouw keuze.
Je voelt mijn gedachten
Aan het treuzelen van mijn vingers,
Aan het iets te lang wachten
Om te delen van verzinsels.
Je hangt altijd vol pindakaas
Je holt en rent en raast
En dan
Sta je stokstijf
Op wacht
Je jaagt op mijn demonen
Als Saturnus op zijn zonen,
Een schaterlach ontsnapt
Waar de traan was neergespat.
Je kirren mijn kompas
Als de roes me te diep was
Jouw rust bewijst de mijne.
Mijn thuisdier, mijn Daimoon.
Waar je bent is waar ik woon.